We beginnen ons verhaaltje, zegt Kristof Sterrenstof, met een klein, maar dan ook een heel klein vlekje. Een vlekje zelfs kleiner dan het puntje van een kleurpotlood.
BOEM! Wat een enorme knal, schrikt Lotte. Door de knal begint het vlekje snel te groeien. Alsof iets het uit elkaar trekt of het opblaast zoals een ballon. Eerst zo groot als een appel, dan zo groot als de poep van een nijlpaard. En dan … nog groter!

Hé, zegt Lotte verbaasd, uit die knal komen plots kleine stukjes tevoorschijn. Net zoals de pluisjes van een pluisbloem, als je heel hard blaast.  Of als je voor de pluisbloem – ha-ha-HATCHIE – hard niest. Wat vliegen die pluisjes hard. Ze knotsen, botsen en stoten tegen elkaar. Het zijn Knalpluisjes!
Die Knalpluisjes hebben nu veel werk, weet Kristof Sterrenstof, want ze moeten alles weer maken wat jij daarnet in je vuistje hebt gestopt.

Het vlekje blijft maar groeien en groeien. Steeds sneller en sneller. Zo krijgen de Knalpluisjes in die vlek meer en meer ruimte om plezier te maken! Ze blijven niet meer samen. Ze zoeven alle richtingen uit. Ze vliegen steeds verder weg. Kijk eens hoe snel, roept Lotte! Ze lijken wel verstoppertje te spelen, maar niemand komt hen zoeken.

Wil je graag met een Knalpluisje meevliegen? vraagt Kristof Sterrenstof. Dat kan! Ga even op je rug liggen en sluit je ogen. Niet in slaap vallen, hé! Trappel met je benen in de lucht of wapper met je armen. Je vliegt nu tussen de Knalpluisjes in het donker, in de grote vlek. Wat een heerlijk gevoel, lacht Lotte vrolijk, om tussen de bouwstenen van alles te vliegen!

Nu moet je ook meewerken om alles opnieuw te maken, zegt Kristof Sterrenstof streng. In de grote vlek wordt het stilaan kouder. De Knalpluisjes gaan nu trager vliegen. Zijn ze verdwaald? vraagt Lotte. Of bang? Ze voelen zich zo alleen. Ze willen niets liever dan samen zijn en elkaar knuffelen, weet Kristof Sterrenstof. Ze missen het knotsen, botsen en stoten tegen elkaar. Het ene Knalpluisje gaat weer op zoek naar het andere.

De vlek blijft maar groeien aan een rotvaart. Toch blijven de Knalpluisjes op zoek naar elkaar. Niemand is graag alleen. Jij toch ook niet? Als twee Knalpluisjes elkaar toch vinden, dan maken ze een dansje van plezier. Hipper-de-pip! Vanaf dan blijven ze voor altijd dicht bij elkaar. Ze geven een knuffel en laten elkaar niet meer los. Zo worden alle Knalpluisjes uiteindelijk Knuffelpluisjes.